Klein springzaad hoort tot de balsemien- of springzaadfamilie, net als het bekende kamerplantje Vlijtig Liesje. Het oorspronkelijk leefgebied van het klein springzaad ligt in Midden-Azië. Al in de 19e eeuw kwam hij voor in onze contreien, ontsnapt uit botanische tuinen.
Springzaad heeft zijn naam niet voor niets gekregen. Als de vrucht rijp is knalt deze met kracht open en vliegen de zaden in het rond. Een leuk spelletje om de gezwollen rijpe vruchten aan te raken en te laten exploderen.

Ook lid van deze springerige familie is de veel grotere reuzenbalsemien die rond dezelfde tijd uit India/Himalaya is overgewaaid. Deze grote plant gedraagt zich wat minder bescheiden dan zijn kleine familielid en kan zich lokaal massaal uitbreiden. Dat heeft ertoe geleid dat hij zelfs op de lijst invasieve exoten terecht is gekomen en daarmee vogelvrij is verklaard en bestreden mag worden.
Kenmerkend voor de balsemienen is, naast de springvruchten, de vorm van de bloem. Met een bovenlip en een onderlip en een spoor. In de bloem zitten de stamper en meeldraden. Typisch is dat de meeldraden vergroeid zijn tot een soort mutsje dat de stamper bedekt. Pas als de meeldraden rijp en afgevallen zijn, komt de stamper vrij en kan deze door insecten bestoven worden.


