Volwassen kleine zwanen zijn, zoals het een zwaan betaamt, spierwit. Ze hebben zwarte poten en een zwart-gele snavel, waarbij het geel aan de basis van de snavel geen vaste vorm heeft. Sterker nog, het is mogelijk om individuele exemplaren te herkennen op basis van de snaveltekening! Jonge vogels zijn grijsbruin gekleurd. Kleine zwanen hebben een korte, relatief rechte nek, een ronde kop en een korte snavel. Soms zitten in een groep kleine zwanen ook enkele wilde zwanen, die (behalve door hun duidelijk grotere formaat) van kleine zwanen verschillen door de langere nek, meer spitse kop en duidelijk langere snavel met een veel grotere gele vlek die uitloopt in een punt. De veel grotere knobbelzwaan is makkelijk van kleine en wilde zwanen te onderscheiden door de oranje snavel met een zwarte knobbel.
De eerste groepjes kleine zwanen arriveren eind oktober, de bulk verschijnt in november en december. Bij zachte winters is het verblijf van korte duur en vertrekken de eerste vogels alweer in december richting het oosten. Het kan dan zo zijn dat in februari alle kleine zwanen uit Nederland verdwenen zijn. Bij strengere winters blijven de vogels langer hangen, maar ook dan vertrekken ze vroeg: in maart.
Families blijven ook in de wintermaanden bij elkaar. Als je een groep kleine zwanen in het grasland bekijkt is de familiestructuur herkenbaar. Vaak zie je twee adulte vogels met een of enkele jonge dieren bij elkaar lopen. Het broedsucces is de laatste decennia vrij laag, waardoor je ook regelmatig groepen kleine zwanen tegenkomt met nauwelijks jonge exemplaren ertussen.
Timing is alles als je kleine zwanen wilt fotograferen. De vogels zijn maar een relatief korte periode in ons land aanwezig en verplaatsen zich gedurende het seizoen over verschillende habitats. In november zijn de meeste vogels te vinden op de Veluwerandmeren, in de ondiepe delen van het IJsselmeer en in het Lauwersmeer. De vogels foerageren hier op kranswieren en fonteinkruiden. Als deze voedselbron opraakt schakelen ze over op gras en oogstresten. Van december tot februari verspreiden de vogels zich verder over Nederland en zijn dan te vinden op natte en ondergelopen graslanden, akkers en in uiterwaarden.