Het recept blijft gelijk: het boek ‘Canon van de Nederlandse natuur’ stelt vijftig dier- en plantensoorten aan je voor die samen het verhaal van onze natuur vertellen. Maar welke soorten kies je dan als auteur? Er zijn immers veel mogelijke criteria te bedenken: soorten die een voorname rol hebben gespeeld in de ontstaanswijze van Nederland, met een grote cultuurhistorische waarde, (mondiale) zeldzaamheid of nieuw(s)waarde. Auteur Dick de Vos ging niet over één nacht ijs en koos met zijn redactie de vijftig soorten voor dit boek.
Vijftig soorten
Om me niet alleen een mening over het boek zelf, maar ook over de inhoud te kunnen vormen, stelde ik zelf ook een lijst van vijftig soorten samen (leuk om ook zelf eens te doen): Mosasaurus (onze eigen dino), veenmos (basis van een groot deel van ons land), knotwilg (icoon in Nederlandse landschap), berk (komt als eerste tevoorschijn op arme grond), beuk (eindstadium van meeste natuurlijke bossen), grove den (massaal aangeplant vanwege mijnbouw), waterlelie (onze grootste bloem), struikheide (ons kostbare troetelstruikje), pijpenstrootje (de bedreiging van ons troetelstruikje), helmgras (daar waar het land voor het eerst wordt vastgelegd), madeliefje (onze nationale bloem), muurschotelkorst (korstmos dat gewoon op het trottoir te vinden is), vliegenzwam (woning van de kabouters), populier (klompen- en luciferhout van natte bodem), zeegras (zaadplant van het zoute water), biezen (basis van Biesbosch en veel dijken), sneeuwklokje (op landgoederen pronken met bollen), mossel (Zeeuwse lekkernij, rifvorming), tuinslak (de meest bekende slakkensoort, verrassend veelkleurig), weidebeekjuffer (symbool voor verbeterde waterkwaliteit), vliegend hert (grootste kever), eikenprocessierups (lastig probleemgeval), Aziatisch lieveheersbeestje (niet zo onschuldige introductie), grote vuurvlinder (een van de weinige endemische (onder)soorten voor Nederland), letterzetter (maakt einde aan monotone sparrenbossen).
Teek (kleine ziekmaker), kruisspin (de spin die iedereen kent), regenworm (zonder worm geen bodemleven), Noordse woelmuis (klein, maar iconisch voor Nederland), wolf (spectaculaire terugkeer toppredator), vos (sluwe mensenvolger), wild zwijn (stugge overlever), konijn (door de Romeinen geïntroduceerde duinbeheerder), Schotse hooglander (de eerste introduceerde grote grazer, symbool voor modern natuurbeheer), gewone zeehond (knuffeldier in zee), zwarte rat (brenger van de pest), houtduif (dom broedsucces, voedsel voor veel roofdieren), lepelaar (mede basis voor natuurbescherming Nederland), grote zilverreiger (van industrieplannen tot herkonolisatie groot deel van Europa), grutto (onze nationale vogel), zeearend (iconische terugkeer), merel (van schuwe bosvogel naar vrolijke stadsvogel), huismus (allemansvriend waar het slecht mee gaat), meeuwen (opportunisten), korhoen (in slechts een halve eeuw uitgestorven), ooievaar (bescherming werkt), rugstreeppad (er als de kippen bij), groene kikker (zwoele zomeravondconcerten), ringslang (grote slang van het natte land) en haring (Hollandse lekkernij).
Over ieder lijstje kan natuurlijk eindeloos gediscussieerd worden. Het doet me deugd dat een groot deel van mijn lijst overeenkomt met die van Dick. Toch vind ik het jammer dat er gekozen is voor paardenbloem in plaats van het madeliefje; onze nationale bloem ontbreekt in de canon (wordt alleen even en passant genoemd bij de paardenbloem)… De zwarte rat heeft door het overbrengen van de pest in de 14e eeuw een enorme impact gehad op de bevolking, waardoor de keuze daarvoor wellicht rechtvaardiger was dan de gekozen otter of het edelhert.
Het zinkviooltje
Het zinkviooltje vind ik zeker geen Nederlandse soort. Dit plantje komt alleen in Zuid-Limburg voor dankzij Belgische zinkvervuiling. Een echte Belgische soort dus. Wel goed gevonden is het raderdiertje. In de 17e eeuw ontwikkelt Antoni van Leeuwenhoek een microscoop waarmee letterlijk een nieuwe blik op de natuur geopend wordt. Zo ontdekt hij ook het raderdiertje, een beestje van nog geen halve millimeter groot dat leeft van eencelligen.
Los van de exacte keuze toont Dick vijftig interessante soorten. Iedere soort krijgt in het boek drie tot vijf pagina’s. De soort wordt aan je voorgesteld door middel van een mooie foto, gevolgd door ondersteunende afbeeldingen, maar vooral ook een boeiende tekst vol wetenswaardigheden over de soort. Zo lees je dat de uit de hand gelopen damesmode van vogelveren in 1899 leidt tot de oprichting van Vogelbescherming Nederland en dat de ondersoort van de kanoet islandica helemaal niet broedt in IJsland. De vormgeving is rustig en eigentijds.
Conclusie
Nee, de ‘Canon van de Nederlandse natuur’ is geen fotoboek. Toch zou iedere natuurliefhebber dit boek moeten hebben. Het vormt immers dé staalkaart van onze natuur en daarmee voor langere tijd een ‘monumentaal’ boekwerk. Je leert niet alleen over de soorten zelf, maar ook wat Nederland nu zo bijzonder maakt. Van harte aanbevolen dus (als cadeau voor de feestdagen (tip!)).
Formaat: 19 x 24 cm
Pagina’s: 240
Uitgeverij: KNNV Uitgeverij
Prijs: € 32,95
Bestel het boek hier.