Een meibloem met twee bladeren. Dat is de letterlijke vertaling van de wetenschappelijke naam, Maianthemum bifolium. En dat geeft meteen aan wanneer je deze plant kunt vinden en hoe je hem kan herkennen.
De oppervlakkige waarnemer kan deze soort misschien verwarren met het lelietje-van-dalen, die ook witte bloemen en twee bladeren heeft, tot dezelfde familie (Aspergefamilie) behoort en samen met dalkruid in het bos gevonden kan worden. De laatste soort is echter wat forser, heeft bloemen die op hangende klokjes lijken en de bladeren staan rechtop. Bij dalkruid zijn de bladeren juist vlak.
Erg groot is dalkruid niet, hooguit 20 centimeter. Met zijn wortelstokken kan hij echter flink uitbreiden en een groot oppervlak van de bosbodem bedekken. Het is een vaste plant, elk jaar kun je hem op dezelfde plek weer terug vinden.
De bloempjes staan in een tros. Ze zijn wit en bestaan uit vier bloemdekblaadjes. Als de bloemen uitgebloeid zijn in het najaar ontstaan er bessen. Deze zijn eerst donker en gespikkeld, maar bij rijpheid worden ze rood. De bessen zijn giftig. De bladeren verdwijnen in de winter en dan is dalkruid even helemaal onzichtbaar.
De bladeren van dalkruid zijn mooi van vorm, hartvormig met kromme enigszins parallel lopende nerven. Meestal zijn er twee, bij uitzondering drie bladeren aan de stengel. De vorm van de stengel is opvallend, deze loopt als een soort zigzag. Van de zijkant kun je dat goed zien.