De gele lis is een opvallende verschijning. De grote gele bloemen (“yellow flags” in het Engels) verschijnen al in het voorjaar en je kunt ze het hele jaar tegenkomen. In heel Europa komt de plant voor, van de poolcirkel tot het uiterste zuiden. In Noord Amerika en zelfs in Nieuw Zeeland en Japan is deze oorspronkelijk Europese plant inmiddels ingeburgerd. Als er maar zoet water is, want de lis is een echte oeverplant.
De familie waar de lis toe hoort is de Lissen of Irisfamilie. En de gelijkenis met de bekende blauwe irissen in de tuin of bloemenvaas is snel te zien. De bloemen zijn ware kunststukjes van bloemarchitectuur. De basis is drietallig: drie grote buitenste bloemdekbladen die een neerhangende lip vormen (“zakdoeken”) en drie veel kleinere binnenste bloemdekbladen die naar boven buigen. Van boven af kun je die drietalligheid goed zien. Op de grote lippen zit een opvallend honingmerk dat de insecten (zoals hommels) de weg wijst naar de nectar in de bloem. Deze nectar zit verstopt in nectarieën of honingklieren.
Lissen beschikken over dikke wortelstokken, rizomen, die zich horizontaal vertakken. Deze bevatten heel veel zetmeel als reservevoedsel. Uit deze rizomen groeien de wortels naar beneden en de bladeren naar boven. Een rizoom is een meester in het overleven. Binnenin slaat de wortelstok namelijk ook slijmachtige stoffen op, die water kunnen opnemen en afgeven. In droge tijden kan deze wortelstok, zelfs zonder bladeren en wortels, lange tijd overleven. Komt hij weer in aanraking met water, dan loopt hij zo weer uit.
De bladeren zijn langwerpig en plat, ze hebben de vorm van een zwaard. Zwaardlelie heet de lis ook wel. De bladeren steken op een kenmerkende manier in elkaar, ze staan in een plat vlak en steeds zie je om en om een blad afwisselend naar links en naar rechts groeien. Dit noemt men “rijdende bladeren”.
De bladeren hebben ook een taak in het overleven van de plant. Als je altijd met je voeten in het water staat, kan dat onder water leiden tot zuurstofgebrek. Gelukkig hebben de bladeren flinke luchtkanalen, waarmee ze zuurstof naar de ondergrondse delen brengen, zodat deze ook kunnen voortbestaan.
Ook de zaden zijn goed aangepast aan het leven langs het water. Het zijn platte doosjes die voor een groot deel gevuld zijn met lucht. Als de vruchten – een soort mini komkommers – rijp zijn, barsten ze open en zie je de bruine zaden als muntjes op een rij liggen. Als ze uit de vrucht in het water vallen, blijven ze drijven en kunnen ver weg varen van de moederplant om elders wortel te schieten. Zo dragen ze bij aan de verspreiding van de gele lis.
