De karmozijnbes is een overblijvend kruid, dat met een dikke penwortel overwintert. Bij de eerste nachtvorst sterven de stengels en bladeren af. In het voorjaar zie je de jonge scheuten uit de grond komen die al snel uitgroeien tot een forse plant van een meter of meer. Vanaf juni bloeien de planten en dragen vrucht tot de herfst.
De naam karmozijn komt van de kleur, karmozijn is een hoogrode verfstof, ook wel purperverf genoemd. Deze werd wel gebruikt om wijn bij te kleuren, een slecht idee daar de plant giftig is.
Er zijn twee soorten karmozijnbessen, de oosterse en de westerse. Beide zijn ingevoerde planten en dus niet oorspronkelijk inheems. De oosterse komt uit Azië, de westerse karmozijnbes uit Amerika.
Je kunt de twee goed uit elkaar houden als je let op de vruchten. Bij de oosterse karmozijnbes staan de vruchten in een rechtopstaande tros, de vruchtjes zelf bestaan uit (meestal) acht deelvruchtjes die los naast elkaar staan. Bij de westerse karmozijnbes hangt de tros met rijpe vruchten, de vruchtjes zelf bestaan uit tien vergroeide deelvruchtjes. Beide soorten komen verwilderd voor, vooral in tuinen, de oosterse is het meest algemeen.
De zwartrode bessen zien er erg lekker uit, maar pas op! De bessen, zaden en de wortels van de plant zijn erg giftig voor de mens.
