Purpersteeltje is een piepklein mosje dat absoluut niet opvalt zonder sporenkapsels. In de winter echter beginnen de kapselsteeltjes al te groeien en dan is het rood met geel opeens een aangename verrassing in het grauwe seizoen. In de aanloop naar het voorjaar groeien de steeltjes uit tot echte kapsels. Dan zie je aan het eind van het rode steeltje een sporendoosje zitten. Daarin ontstaan en rijpen de sporen. In de zomer zijn de sporen rijp en kan elke spore een nieuw mosplantje vormen.
Je hebt bij het purpersteeltje mannetjes en vrouwtjes: het zijn gescheiden plantjes maar ze staan natuurlijk wel bij elkaar in de buurt. De mannetjes maken spermacellen en die zwemmen bij regenachtig weer naar de vrouwtjes toe, de regendruppels zijn dus heel belangrijk als zwemwater. Als de vrouwtjes bevrucht zijn, groeit uit de bevruchte eicel een lange steel: het fraai gekleurde purperen sporenkapsel. Het sporenkapsel is dus eigenlijk het kind van de mosplantjes. Een thuiswonend kind wel te verstaan, want het sporenkapsel blijft stevig vastgehecht aan de moederplant. In het kapsel groeien dan weer sporen die zich verspreiden en zo is de cirkel rond. Deze afwisseling van geslachtelijke voortplanting tussen mannetjes en vrouwtjes en sporenvorming heet “generatiewisseling”. Je ziet dit verschijnsel bij de meeste mossen terug.