Roodborst

De felle rode kleur waar de roodborst zijn naam aan dankt, heeft een belangrijke functie. Het vogeltje verdedigt zijn broedterritorium vurig en toont zijn rode veren om de tegenstander af te schrikken. Als dat nog niet genoeg is, vliegen de rivalen elkaar in broedtijd regelmatig in de veren. Overigens, ook buiten broedtijd zijn de roodborstjes felle donders. Bij het voedsel zoeken dulden ze weinig van hun soortgenoten. Zelfs man en vrouw gaan elkaar buiten het broedseizoen het liefst uit de weg.

Van april tot juli zijn de roodborstjes aan het broeden. Het paartje maakt zijn nest soms in een holletje, vaak ook laag bij de grond of zelfs op de grond. Gemiddeld legt een roodborstje zes eitjes. Het vrouwtje broedt het legsel uit. Na twee weken broeden komen de jongen uit en beide ouders verzorgen hen. Ze blijven twee weken op het nest en na het uitvliegen verzorgen de ouders hun jongen nog enkele weken; dan moeten ze zichzelf redden. De jonge roodborstjes hebben nog geen rode borst, ze zijn bruin gespikkeld en daardoor veel minder opvallend. Het vrouwtje begint al snel aan een tweede legsel. Ze staat er dan wel alleen voor, het mannetje bemoeit zich alleen maar met de nakomelingen uit het eerste nest.

Het geluid van een roodborst is een fel getik, de zang laat zich omschrijven als een vlug parelend liedje, met steeds een pauze van enkele seconden tussen de coupletten. De bescheiden en ingetogen zang staat in tegenstelling tot zijn felle gedrag naar soortgenoten.

Roodborsten kun je in de zomer en in de winter tegenkomen. Het zijn echter niet dezelfde vogels. De broedvogels trekken weg naar het zuiden en daarvoor in de plaats komen de broedvogels uit Scandinavië naar ons land toe.