Vroeger waren scholeksters echte boerenlandvogels. Je zag ze vaak in het voorjaar luid roepend tussen de koeien vliegen om te proberen de koe weg te jagen bij het nest. Tegenwoordig is dat anders. Het boerenland werd, als gevolg van de intensivering van de landbouw met vroegere maaidata en lagere grondwaterstanden, steeds ongeschikter als broedgebied, waardoor de vogels nu ook op platte daken in steden en havens broeden.
Scholeksters hebben één legsel per jaar van drie of vier eieren. Het broedseizoen begint halverwege april en eindigt eind juni. De eieren worden 3,5 tot 4 weken bebroed. Als de jongen uit het ei komen gaan ze meteen aan de wandel, maar blijven dan nog wel in de buurt van het nest. De eierschalen worden door de oudervogels uit het nest verwijderd, omdat de witte binnenkant van de eieren kan werken als een magneet voor roofvogels, blauwe reigers, kraaien en andere geïnteresseerden in een smakelijk scholeksterjong. Een dikke maand na het uitkomen van de eieren zijn de jongen groot genoeg om te kunnen vliegen en verlaten de vogels het broedgebied.
Scholekster zijn inventieve vogels. Door de achteruitgang van het boerenland is een nieuw broedgebied ontdekt: de stad. Grote platte daken vol kiezelstenen bleken een geschikt nieuw broedgebied, waardoor vrijwel elke stad of dorp met dergelijke daken nu wel enkele broedende scholeksters heeft. De vogels proberen hun jongen zo lang mogelijk van voedsel te voorzien, maar er komt een moment dat de jongen van het dak afspringen om zelf op zoek te gaan naar voedsel. Je kunt ze dan zelfs voor de supermarkt of op parkeerplaatsen tegenkomen. Vaak verraden de fel alarmerende oudervogels de aanwezigheid van de jonge vogels.
Het gaat niet goed met de scholeksters in zowel Nederland als België. Halverwege de jaren 80 begonnen de aantallen scholeksters flink af te nemen en voorlopig is die trend nog niet gekeerd. De soort staat nog niet op de Rode Lijst van bedreigde vogels, maar is door Vogelbescherming wèl opgenomen in de Oranje Lijst van broedvogels. De Oranje Lijst is een waarschuwingslijst zodat actie kan worden genomen om te voorkomen dat de soort daadwerkelijk op de Rode Lijst terecht komt. De oorzaken van de achteruitgang zijn te vinden in het broedseizoen en in de winter. Broedvogels brengen vooral in het agrarisch gebied te weinig jongen groot. De dakbroeders in de stad laten juist een lichte toename in aantal zien, maar dit is bij lange na niet genoeg om de achteruitgang in het landelijk gebied te compenseren. In de winter sterven veel scholeksters door voedseltekort als gevolg van mosselbanken in de Waddenzee en het verdwijnen of ongeschikt worden van droogvallende platen in de Zuid-Hollandse en Zeeuwse Delta.