Zoals het een echte eend betaamd wordt de wilde eend vrijwel altijd in de buurt van water gevonden. In de wintermaanden komen grote aantallen wilde eenden uit Noord-Europa onze kant op en is de trefkans het hoogst. Echt gevoelig voor strenge winters zijn ze niet. Je ziet dan hooguit wat verplaatsingen naar grote open wateren en de kust, maar ze trekken dan niet naar zuidelijkere oorden. De laatste jaren wordt het aantal overwinteraars minder. Een mogelijke oorzaak is klimaatopwarming. Door mildere winters in Scandinavië zou de trekbehoefte minder groot kunnen worden, waardoor steeds meer vogels ervoor lijken te kiezen om de riskante tocht naar West-Europa niet te ondernemen.
Mannetjes en vrouwtjes zijn in broedkleed makkelijk van elkaar te onderscheiden. In het najaar wordt dit lastiger, omdat de mannetjes dan hun broedkleed vervangen door een bruin verenkleed die vrijwel identiek is aan die van het vrouwtje. Je kunt ze van elkaar onderscheiden door de snavelkleur. Vrouwtjes hebben een oranje snavel met bruine vlekken, mannetjes hebben een gele snavel zonder vlekken.
Parkeend
In Nederland zwemmen veel witte tot bontgekleurde eenden rond die genetisch gelijk zijn aan wilde eenden. Deze dieren kennen hun oorsprong in waterwildcollecties, kinderboerderijen, etc en worden parkeenden genoemd. De grootste aantallen parkeenden vind je in de stad. Wilde eenden en parkeenden hybridiseren veel. Er wordt wel eens gedacht dat het een van de redenen kan zijn voor de achteruitgang van de wilde eend.
Wilde eenden zijn dankbare foto-onderwerpen omdat ze vaak makkelijk te vinden zijn en, zeker in stedelijk gebied, weinig schuw zijn. Maar wees terughoudend met het voeren van brood. Het staat vast staat dat veel brood niet gezond is voor eenden. Het is te eenzijdig waardoor ze voedingsstoffen missen. Dat is slecht nieuws voor het immuunsysteem, waardoor de eenden eerder ziek worden. Beschimmeld brood is zelfs giftig. Brood voeren is ook helemaal niet nodig als je de vogels de ogenschijnlijk zware winter door wilt helpen. Wilde eenden eten in die periode vooral gras, waterplanten en kleine waterdiertjes, en dat voedsel is in ruime mate voorhanden.