Wilde zwanen zijn grote, witte zwanen die ongeveer net zo lang zijn als knobbelzwanen, al zijn ze wel een stuk slanker. Ze liggen ook ‘platter’ op het water. De nek van de wilde zwaan is veel rechter dan die van de knobbelzwaan en op de snavel ontbreekt de knobbel. De snavel van de wilde zwaan is geel met zwart. De gele kleur zit vanaf de snavelbasis tot onder de neusgaten, terwijl het zwart juist de snavelpunt kleurt. Dit is meteen, naast de grootte, het grootste verschil met de kleine zwaan. Bij de kleine zwaan loopt het geel niet onder de neusgaten. Jongere dieren zijn wat grijziger.
Wilde zwanen broeden sporadisch in Nederland, maar bijna alle dieren die we in de winter vinden komen uit het hoge noorden. Ze broeden voornamelijk op de meren van IJsland, noord-Scandinavië en noord-Rusland. In de winter komen de wilde zwanen naar Nederland om gras, zaden en waterplanten te eten. Deze zwanensoort is het vaakst in kleine groepjes te vinden. In koude winters neemt het aantal wilde zwanen dat in Nederland overwintert toe.
Er zijn een paar gebieden waar in de winter eigenlijk altijd wel wilde zwanen te vinden zijn. De Oostvaardersplassen, de Amsterdamse waterleidingduinen en Nationaal Park Zuid-Kennemerland zijn hotspots in de winter. Soms worden ze ook verder landinwaarts waargenomen. De wilde zwanen in Nederland zijn vaak schuw en hebben behoefte aan een rustige omgeving. Wilde zwanen in de stadsvijvers en havens van Noord-Europese steden zijn vaak wel gewend aan mensen.