Warm of koud
Kleuren kun je verdelen in warme en koude (koele) kleuren. Geel, oranje en rood zijn de warme kleuren, terwijl groen, blauw en violet de koele kleuren betreffen. Voor de kleuren in het overgangsgebied, zoals geelgroen, is dat minder eenduidig te zeggen. Of je deze als warm of koud ervaart, hangt af van de exacte kleurtoon, maar ook van de context waarbinnen deze gebruikt wordt.

Iedere lichtbron heeft een andere kleur. Zo is de zon overdag gelig, maar het licht van een kaars oranje. De kleur van het licht druk je uit met de witbalans, die op zijn beurt wordt weergegeven in graden kelvin. In de basis gebruik je de witbalans om de kleuren van de verschillende lichtbronnen te corrigeren, zodat je altijd de ‘juiste’ kleuren in je foto krijgt. Met de witbalans kun je de kleurtemperatuur echter ook geheel naar je hand zetten om een bepaald gevoel over te brengen. Met een koele witbalans, zoals 3.500 K, krijgt je foto een blauwe, koele sfeer. Kies je daarentegen voor bijvoorbeeld 7.500 K, dan zullen je foto’s een warme, oranje uitstraling krijgen.

Kleurenleer
Kleuren kunnen worden geplaatst op de zogenaamde kleurencirkel van Itten. Johannes Itten (1888-1967) was een Zwitserse kunstschilder, tevens docent, maar tegenwoordig vooral bekend om zijn kleurenleer. Hij onderscheidde drie primaire kleuren: rood, geel en blauw, waarmee alle andere kleuren gemaakt kunnen worden. De drie primaire kleuren staan daarom in het midden van de kleurencirkel. Eromheen vind je de kleuren die je krijgt wanneer je de primaire kleuren mengt: de secundaire kleuren oranje, paars en groen. In de buitenste ring vind je de tertiaire kleuren, die ontstaan door een primaire en een secundaire kleur met elkaar te mengen. Boven in de cirkel staan de lichte kleuren, onderin de donkere. Links staan vervolgens de koele tinten, rechts de warme.

Harmonie
Kleuren die dicht bij elkaar zitten zijn ‘harmonieuze kleuren’. Het gebruik van harmonieuze kleuren straalt een grote rust uit. Je kunt zelfs in één kleur werken. Het resultaat is een monochrome foto, bijvoorbeeld een beeld van alleen maar groene bladeren. Door de grote mate van rust, ligt saaiheid wel op de loer. Het oog vindt mogelijk geen richtpunt in de foto. In dergelijke foto’s draait het dan ook om een duidelijk onderwerp. Krachtige vormen helpen daar enorm bij.

Kleurcontrast
Met contrasterende kleuren, zogenaamde ‘complementaire kleuren’, kun je het oog sturen. Hoe groter het contrast, hoe groter het effect. Tegelijkertijd schaadt een overdaad. Bij voorkeur is één kleur dominant, ondersteund door een tweede kleur en met een derde kleur als klein contrasterend accent. Hetzelfde geldt voor de combinaties warm-koud of verzadigd-onverzadigd.

Bij kleurcontrast denken velen alleen aan de kleuren die op de kleurencirkel tegenover elkaar liggen. Volgens de kleurtheorie van Johannes Itten bestaan er echter zeven verschillende kleurcontrasten:
- Kleur-tegen-kleurcontrast
- Licht-donkercontrast
- Koud-warmcontrast
- Complementaircontrast (dit is het bekende kleurcontrast)
- Simultaancontrast
- Kwaliteitscontrast
- Kwantiteitscontrast
Wilde narcissen, onder andere te vinden in het grensgebied van België en Duitsland, hebben een felgele trompet, maar fletsgele kroonbladeren. In het kleurenwiel is te zien dat alle kleuren min of meer op één lijn liggen, van de buitenzijde naar de binnenzijde van de kleurencirkel, een vorm van simultaancontrast. Fotograaf: Bob Luijks
Grip op compositie
Ben je benieuwd hoe al die kleurcontrasten nu exact werken? En welke rol iedere individuele kleur vervult? Je leest er alles over in ‘Grip op compositie’. Omdat kleur en licht een zeer belangrijke rol vervullen in het samenstellen van composities, staat het boek hier uitgebreid bij stil en ontdek je ook waarom ze een dergelijke rol vervullen.
In het boek ‘Grip op compositie’ beschrijft Bob Luijks nog vele andere compositieregels, maar ook andere technieken die bijdragen aan een geslaagde beeldopbouw, zoals de werking van ons oog, het benutten van licht en kleur en het verkrijgen van diepte.
Een goede compositie is beeldbepalend. Wat laat je zien en wat juist niet? Wat wil je met een foto vertellen? De natuur is mooi, maar ook chaotisch… Hoe breng je rust en evenwicht in je foto’s? Grip op compositie wijst je de weg!